Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [11]Ik breng dezen [vloek] voort, spreekt de HEERE der heirscharen, dat hij kome [12]in het huis van den dief, en in het huis desgenen, die bij Mijn Naam [13]valselijk zweer; en [16]hij zal het verteren, met zijn houten en zijn stenen. 11. Dat is, Ik zal de zonde van mijn volk naar behoren straffen. 12. Of, over, of tot. 13. Hebr. tot valsheid, of in valsheid. 14. Zo van den dief als van dengene, die valselijk zweert. 15. Of, blijven. 16. Dat is, hij zal het zo ganselijk te schande maken, dat er niets overig blijven zal. Verg. Deut.28:20; Matth.24:2; Luk.19:44.